Het persoonlijke verhaal van Alida Dors krijgt geen diepte in choreografie ‘Closed Eyes’

Als Closed Eyes na ruim een uur het einde nadert, kleedt choreograaf en danseres Alida Dors zich in een gestileerde versie van de traditionele Creoolse koto, de wijde rok. Ze heeft het verleden omarmd, de geschiedenis is ook háár verhaal geworden, ze is één met haar voorouders, de ‘geesten’ die zich aan het einde op het filmdoek verzamelen. Ze vertelt. „I’ve been sampling and mixing and scratching my own religion / And broke it down into my new traditions … My story, no doubt bigger and older than me, it’s still mine.”

De voorstelling schetst met spoken word, filmbeelden, muziek en dans de innerlijke reis van pijn, woede en verdriet naar loutering en empowerment. Filmbeelden van danser Dylan Kuyper, die lijkt te vluchten en in het Brokopondo-stuwmeer in Suriname valt, staan symbool voor dat proces. Onder water vindt hij rust, verenigd met zijn Marron-voorouders. Ooit woonden zij, dromend over een beter leven voor hun kinderen, op het land dat door de Nederlandse kolonisator onder water werd gezet ten behoeve van elektriciteit voor aluminiumproductie.

Luchtbelletjes

Er is veel geïnvesteerd in de vormgeving van de voorstelling. De filmfragmenten, geprojecteerd op een groot scherm boven het toneel, geven een beeld van een onderwaterleven in het meer met, altijd fraai, wolken van luchtbelletjes die Dylan Kuypers zinkende lichaam omhullen. Nu en dan doemen de gezichten van de andere dansers op, als geestverschijningen in het water.

Niet alles in het visuele concept is even geslaagd. Zo komt het gebruik van live camerabeelden een tikje modieus over. En de smalle spiegels die op een gegeven moment horizontaal boven het toneel hangen, missen elke vorm van functionaliteit. Bovendien biedt de weerspiegeling geen interessant effect, soms is het zelfs lelijk.

De poëtische tekst die Dors zelf voordraagt is een belangrijk aanknopingspunt om het thema van de multidisciplinaire voorstelling te begrijpen; de dans biedt daarvoor te weinig houvast. Die is in ‘co-creatie’ met de zeven dansers gemaakt, wat heeft geresulteerd in een choreografie in een nogal generieke hedendaagse stijl, met sporen van hiphop. Die is ogenschijnlijk willekeurig ingedeeld in solo’s, synchrone en asynchrone groepsdansen met veel ritmisch stompen en stampen. Weliswaar creëren de veelvuldig met kracht ineen krampende torsen een illusie van pijn en verdriet, maar het bewegingsmateriaal is vooral beperkt en soms zelfs schools.

Het dramaturgisch concept is zwak en al te eenduidig, waardoor de optelling van alle elementen geen verdieping biedt aan het persoonlijke verhaal dat Dors hier wil vertellen. De emotie reikt niet over de rand van het toneel. Wat de toeschouwer wakker houdt, is de sterke muzikale begeleiding van Alvin Lewis, Patrick Mijnals en Jeremiah Owusu Ansah op basgitaar, percussie en keyboard. Zij weten de toeschouwers wél te raken, met zware bastonen die vibreren tot diep in je borstkas.